Het is maandagmiddag en we gaan aan de slag in de Werkplaatsen. Denk bij een Werkplaats aan een atelier, waarin van alles te onderzoeken, te leren en te maken valt. Tussen de middag worden kasten en dozen uit alle hoeken van de school tevoorschijn gerold. Tafels worden leeggemaakt, werk wordt uitgestald en in nog geen kwartier tijd is iedere klas omgetoverd tot een atelier. In de komende zes weken wordt er onder andere gekookt, Engels geleerd, een scenario geschreven voor een echte soap, gemusiceerd en gecomponeerd. Techniek, kunst, geschiedenis, actualiteit: er komt van alles aan bod. Ik start die middag met een tweede serie filosofielessen. Al na 5 minuten merk ik dat ik het met deze groep anders aan moet pakken. Hier moet bewogen worden, praten maar vooral ‘doen’. Ik denk ineens weer terug aan de vertrouwelijke gesprekken vroeger thuis. Die ontstonden nooit als mijn moeder er eens goed voor ging zitten en je aankeek, maar altijd tijdens de afwas. We gaan het meemaken: opstropen die mouwen en de hersens laten kraken. We komen al snel tot een plan. Wat een eensgezindheid. “Denken doe je met je hersens, dus juf, waarom geen hersens maken”? “Een hersenpan“! Melle en Merijn duiken achter de computer, om uit te vinden hoe echte hersens eruitzien. Dirkje en Sophie beginnen te tekenen. De rest gaat op pad om te verzamelen. Dozen in alle maten, blikken, flesjes, doppen, kurken, watten, slangen, alles wordt de klas in gesleept. Op een groot vel papier beginnen we de ideeën op te schrijven. Woorden stromen en vragen komen. Kun je aan teveel tegelijk denken, zodat je hoofd te vol is? Kan een ander zien wat ik denk? Denk ik als ik slaap? Wat gebeurt er als ik nadenk? Is dromen denken? Denk ik hetzelfde als mijn vriendinnen? In de volgende les wordt de hersenpan omgedoopt tot Denkfabriek. Er wordt een grote doos beschilderd. Al snel blijkt de doos te klein “Maar” zegt Joram, “Het hoeft niet allemaal in die doos te passen, mijn hoofd is ook niet zo strak”. “Dit is eigenlijk een soort verzamelhoofd, met gedachten van ons allemaal.” De Denkfabriek krijgt allerlei zij ingangen en extra afdelingen. Het wordt allemaal wat onpraktisch. Waar laat ik dit enorme bouwsel? Jay-li maakt reservekracht, “Voor als mijn krachtbron op is, dan heb ik nog wat over”. Merijn maakt visioenenbakjes, “Om de plaatjes in mijn hoofd die ik overdag heb, op te vangen”. Er is een beamer “Om gedachten te projecteren” en “Denkwater, waar alles in drijft waar ik aan denk” . De temperatuur loopt op en de ramen beslaan. Er is geen geruzie er is alleen harmonie. De kinderen zijn niet meer te stoppen, het is veel te snel kwart over drie. Puur plezier, alles onderzoeken, dit is leren. “Het is niet zo moeilijk om de ‘aan knop’ te vinden bij kinderen.
Kinderen ‘staan altijd aan’. Maar blijf van de ‘uit knop’ af” zei Robbert Dijkgraaf ooit.
Voor mij geen twijfel, alle zintuigen op scherp: deze filosofen stonden ‘aan
’Nivoz platform hetkind